Het Taxi/Wolters-arrest: een belangrijke uitspraak over urenvergoeding voor oproepkrachten


Marieke van Rossum, 2 mei 2024


Het Nederlandse arbeidsrecht is voortdurend in beweging en wordt in hoge mate door jurisprudentie gevormd. Een van deze cruciale uitspraken is het Taxi Wolters arrest, een zaak die een aanzienlijke impact heeft gehad op de werkingssfeer van art. 7:628a van het Burgerlijk Wetboek (BW).


Juridisch kader

Om te voorkomen dat een werknemer meerdere keren per dag voor korte duur wordt opgeroepen heeft de wetgever een minimum loonaanspraak in het leven geroepen. Bij een arbeidsovereenkomst met een omvang van minder dan 15 uur per week en de tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht niet of niet eenduidig zijn vastgesteld, dan wel indien er sprake is van een oproepovereenkomst, heeft de werknemer voor iedere periode minder dan drie uur waarin hij arbeid heeft verricht recht op loon waarop hij aanspraak zou hebben indien hij drie uur arbeid zou hebben verricht. Dit volgt uit het Taxi/Wolters arrest.

 

De kern van de rechtsregel in het Taxi/Wolters arrest is dus dat een oproepkracht recht heeft op loon voor minimaal drie uur per oproep, zelfs als de daadwerkelijke werktijd korter is. Deze regel is gebaseerd op artikel 7:628a BW, dat bepaalt dat een werknemer recht heeft op een minimumloon voor elke afzonderlijke periode van arbeid, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

 

De uitspraak

De zaak draaide om een werkneemster die als taxichauffeur voor Wolters werkte. Haar arbeidsovereenkomst stelde haar aan als oproepkracht met een gegarandeerde arbeidsomvang van twaalf uur per week, maar zonder specifieke werktijden. Ze werd opgeroepen voor verschillende ritten, waarbij ze rittenstaten bijhield en uren noteerde. Als ze meer dan twaalf uur per week werkte, werden de extra uren uitbetaald; als ze minder dan twaalf uur werkte, werden deze als verlofuren beschouwd.

 

De werkneemster was het niet eens met deze verloningsmethode en eiste achterstallig loon, inclusief vakantietoeslag, en achterstallige vakantie-uren op basis van artikel 7:628a BW. Dit artikel stelt dat een werknemer recht heeft op minimaal drie uurloon voor elke afzonderlijke periode van arbeid als de arbeidsvoorwaarden aan bepaalde voorwaarden voldoen.

 

De Hoge Raad bepaalde dat volgens artikel 7:628a BW een werknemer recht heeft op minimaal drie uurloon voor elke afzonderlijke periode van arbeid als de arbeidsvoorwaarden aan bepaalde criteria voldoen. In dit geval, waarin de werkneemster herhaaldelijk werd opgeroepen om te werken, moest Wolters haar voor elke afzonderlijke oproep minstens drie uurloon betalen, ongeacht of ze daadwerkelijk drie uur werkte. Deze uitspraak bevestigde het recht van oproepkrachten op een minimumloon voor korte werktijden.

 

Impact

Het Taxi/Wolters arrest had een significante impact op de behandeling van oproepkrachten in Nederland. Werkgevers moesten hun verloningspraktijken heroverwegen en ervoor zorgen dat zij aan de wettelijke verplichtingen ten aanzien van oproepkrachten voldeden. Deze uitspraak versterkte de positie van oproepkrachten en droeg bij aan een eerlijkere behandeling van deze kwetsbare groep werknemers.

 

In het bredere perspectief illustreert het Taxi/Wolters arrest het belang van de Hoge Raad bij het beschermen van de rechten van werknemers en het handhaven van eerlijke arbeidsvoorwaarden, zelfs in situaties waarin werknemers een flexibelere arbeidsrelatie hebben. Het markeert een stap voorwaarts naar een rechtvaardigere arbeidsmarkt voor alle betrokkenen.

 

Heeft u nog vragen over urenvergoedingen voor oproepkrachten? U bent altijd welkom op een van onze inloopspreekuren!